Hechtingsgerichte therapie (attachment-based therapy) is een vorm van psychotherapie die zich richt op hoe vroege ervaringen met verzorgers invloed hebben op onze latere relaties en emotionele reacties. Deze benadering helpt cliënten om veilige hechtingspatronen te ontwikkelen en om destructieve gedragspatronen in relaties te doorbreken.
De grondslag van deze therapie ligt in de hechtingstheorie van John Bowlby, een Britse psycholoog die in de jaren 50 en 60 aantoonde dat de band tussen ouder en kind bepalend is voor het vermogen om veilige relaties aan te gaan in het latere leven. Negatieve of inconsistente ervaringen kunnen leiden tot bindingsproblemen, angst, onzekerheid of vermijdend gedrag.
Hechtingsgerichte therapie wordt vaak ingezet bij mensen die trauma, verwaarlozing, misbruik of emotionele afstand hebben meegemaakt in hun jeugd. Tijdens de sessies onderzoekt de therapeut samen met de cliënt hoe die vroege ervaringen doorwerken in het heden en welke overtuigingen of gedragingen hieruit zijn voortgekomen.
De relatie tussen cliënt en therapeut speelt een centrale rol: deze wordt bewust warm, veilig en ondersteunend gehouden, zodat de cliënt nieuwe vormen van vertrouwen en emotionele nabijheid kan ervaren. Via technieken zoals rollenspel, reflectieve gesprekken en mindfulness leert de cliënt omgaan met emoties en behoeften, en krijgt hij of zij handvatten voor gezonde interactie.
Hechtingsgerichte therapie bevordert emotionele stabiliteit, zelfbewustzijn en een groter gevoel van verbondenheid. Het biedt niet alleen heling van oude wonden, maar ook de mogelijkheid tot het opbouwen van meer bevredigende relaties in het hier en nu.