
Psychose is een ernstige psychische toestand waarbij de perceptie van de werkelijkheid verstoord is, waardoor iemand moeite heeft om reëel van irreëel te onderscheiden. Personen die een psychose ervaren, kunnen auditieve of visuele hallucinaties ondergaan, waarbij zij stemmen horen of beelden zien die voor anderen niet aanwezig zijn. Daarnaast komen wanen vaak voor: onwrikbare overtuigingen die niet stroken met de feiten, zoals bijvoorbeeld het idee dat iemand voortdurend wordt bespioneerd of dat de televisie persoonlijke boodschappen uitzendt.
Gedesorganiseerd denken en spreken is een ander kenmerk. Gedachten kunnen versneld of juist vertraagd verlopen, waardoor de persoon ongecoördineerd spreekt of van de hak op de tak springt. Emotionele vlakheid of juist heftige stemmingswisselingen kunnen optreden, waarbij iemand abrupt lacht of huilt zonder duidelijke aanleiding. Ook gedrag kan onvoorspelbaar worden: hygiëne kan verwaarloosd raken, sociale terugtrekking vindt plaats of juist ongepaste bewegingen en handelingen.
De oorzaken van psychose zijn multifactorieel. Genetische aanleg speelt een rol: wanneer familieleden een psychotische stoornis hebben, is er een verhoogd risico. Neurobiologische factoren zoals een verstoorde dopaminehuishouding in de hersenen dragen bij, net als afwijkingen in andere neurotransmitters. Psychosociale stressfactoren, zoals traumatische ervaringen, langdurige stress of middelenmisbruik (voornamelijk cannabis, amfetaminen en hallucinogenen), kunnen een psychotisch proces uitlokken of verergeren.
Diagnose wordt gesteld door een psychiater of klinisch psycholoog op basis van gestandaardiseerde criteria (DSM-5 of ICD-10). De psychiater voert een grondig klinisch interview uit, beoordeelt de aard, duur en ernst van de symptomen en sluit lichamelijke oorzaken uit via bloedonderzoek en eventuele beeldvorming (MRI, CT). Differentiaaldiagnose omvat aandoeningen als bipolaire stoornis, ernstige depressie met psychotische kenmerken en neurologische ziekten.
Behandeling is doorgaans een combinatie van medicamenteuze therapie en psychosociale interventies. Antipsychotica, onderverdeeld in typische (first-generation) en atypische (second-generation) middelen, verminderen hallucinaties en wanen door de dopamineactiviteit te reguleren. De dosering en keuze van het medicijn worden afgestemd op bijwerkingenprofiel, zoals gewichtstoename, bewegingsstoornissen of metabole veranderingen.
Naast medicatie is psychotherapie essentieel. Cognitieve gedragstherapie voor psychose (CBTp) helpt patiënten hun wanen en hallucinaties te begrijpen en erop te reageren, terwijl familiegerichte therapie de steun vanuit het sociale netwerk versterkt en communicatie verbetert. Rehabilitatieprogramma’s bieden training in sociale vaardigheden, werkvaardigheden en dagelijks functioneren, waardoor de kans op terugval vermindert.
Herstel is voor veel mensen een geleidelijk proces. Vroegtijdige interventie, idealiter kort na de eerste symptomen, verbetert de prognose aanzienlijk. In eerste episode psychose-centra krijgen patiënten intensieve begeleiding, psycho-educatie en ondersteuning bij wonen en werken. Doelen zijn symptoomreductie, behoud of herstel van sociaal functioneren en het voorkomen van heropnames.
Preventie van terugval omvat medicatie-adherence, het herkennen van vroege waarschuwingssignalen (prodromale symptomen zoals angst, sociaal terugtrekken of slaapproblemen) en het implementeren van copingstrategieën. Ook behoren gezonde leefstijlkeuzes, zoals voldoende slaap, gebalanceerde voeding, vermijden van stress en middelenmisbruik, tot de basisinterventies.
Psychose is een ingrijpende ervaring, maar veel patiënten herstellen deels of volledig met de juiste zorg. Het doorbreken van stigma, het bevorderen van begrip en het ondersteunen van patiënten en hun naasten in de maatschappij zijn cruciaal voor een duurzaam herstel. Een holistische benadering, waarin medische, psychologische en sociale hulpverlening hand in hand gaan, biedt de beste kansen op welzijn en herstel.